Heks
Duimelijntje
Het is druk op kasteel zwartberg. De heksen stromen toe. Er
is heel veel lawaai. De heksen vragen
zich af wat er zo dringend is. Ook Duimelijntje is van de partij. Duimelijntje glipt naar binnen. Niemand merkt
haar op.
Heks Nora
roept iedereen bijeen in de grote zaal.
‘ Er is
iets ergs gebeurd. Draak Wolfie heeft onze bezems gestolen. Ze stonden allemaal mooi op een rij. Hij is op een nacht de kelder
binnengedrongen. Niemand heeft iets
gemerkt. Morgen gaan we draak Wolfie uit zijn hol lokken. Oefen jullie
toverspreuken. Morgenvroeg vertrekken
we!’
‘Mag ik ook
mee?’ vraagt Duimelijnjte.
‘Niets
van. Je bent veel te klein en je zou
toch maar in de weg lopen,’ zegt heks Nora.
Duimelijntje
kijkt verdrietig. Ze blijft niet bij de
pakken zitten. Ze gaat stiekem naar de
kleder om te kijken. Alle bezems zijn
verdwenen, maar haar bezem staat nog netjes tegen de muur. Hij zal waarschijnlijk te klein geweest zijn,
denkt Duimelijnjte.
Duimelijntje
smeedt een plan. Ze neemt haar bezem mee
naar haar kamer. Als iedereen slaapt
gaat Duimelijntje er stiekem vandoor. Op haar kleine bezem vliegt ze de nacht
in. Al snel is ze bij de grot van draak Wolfie.
Het is donker in de
grot. Ze beslist om de grot in te
vliegen. Ze gaat dieper en dieper de
grot in. Plots merkt ze twee grote gele
ogen.
Wil je het vervolg lezen? Stuur gerust een berichtje, dan mail ik het verhaal door.
Speedy
Krak, krak…
Mama kip kijkt. Ze merkt dat het
tijd is.
Met hun snaveltje werken de
kuikentjes zich naar buiten.
Eén, twee, drie kuikentjes komen
uit het ei. Het derde kuikentje, Speedy strekt zijn vleugels uit.
‘Mama, ik ben zo blij. Ik wil de
wereld verkennen.’
Hij is zo snel dat mama kip hem
niet kan tegenhouden. Zo snel is hij. Hij stapt de wijde wereld in.
‘Dag koe in de wei.’
‘Dag varken in de stal.’
Hij merkt de bloemen in de wei. Voorzichtig
gaat hij aan de bloemen ruiken.
Wil je het vervolg lezen? Stuur gerust een bericht, dan kan ik het verhaal doorsturen.
Dief Yonas
Niets in huis
Hij kijkt rond.
Er liggen nog enkele kruimels op tafel.
Hij heeft honger.
Hij loopt naar de ijskast.
Maar er zit niets in.
Yonas wil eten.
Maar er is niets in huis.
Ook zus heeft honger.
Mama heeft niet veel geld.
Een keer per week krijgt mama vijftig euro.
Telkens op vrijdag.
Het is nu donderdag.
Al het geld is op.
Mama merkt dat we honger hebben.
‘Ik heb nog een koek,’ zegt ze.
We delen de koek.
We hebben nog steeds honger.
‘Morgen heb ik geld en koop ik eten,’ zegt mama.
We drinken water.
Dat vult onze maag een beetje.
Naar de winkel
‘Kom we gaan naar de winkel,’ zegt Rana.
Rana is mijn zus.
Ze is twaalf jaar.
Een jaar ouder.
Wil je het vervolg lezen, stuur gerust een bericht. Zo kan ik het volledige verhaal doorsturen.
Zwart - wit
Het was laat in de namiddag. We hadden net boodschappen gedaan. We
wilden snel naar huis en stapten met vaste tred naar de parking. De parking was
op vijf minuten van de supermarkt. Ik vond het niet zo leuk in een ondergrondse
parking.
‘Kom, we zijn er bijna’, zei
mijn moeder.
We stapten de helling af. Ik vond dat er een eigenaardige sfeer hing.
Ik kreeg er zelfs rillingen van. Telkens ik verder stapte keek ik rond. Ik had
het gevoel dat we bekeken werden.
‘Stap eens wat door,’ hoorde ik mijn moeder zeggen.
Onze auto stond in parking drie. We volgden de pijtjes. Net toen we
bijna op parking drie waren zien we een aantal mannen naar ons toekomen. Ze
waren volledig in het zwart gekleed. Ze droegen een zwarte broek, zwarte jas,
zwarte laarzen, zwarte bril en hadden een zwarte kap op hun hoofd. Hun stem
leek op een computerstem. Het waren net robotten.
Ik zag dat ze al verschillende mensen bijeen aan het brengen waren.
‘Jullie daar! Hier komen!’ riep de grootste.
Mijn moeder en ik keken elkaar aan want we begrepen er niets van. Met
knikkende knieën stapten we naar de mannen toe.
‘Jullie gaan bij die andere mensen staan!’
‘Wij moeten naar huis. Wij moeten nog eten klaarmaken en onze
familie wacht op ons,’ zei mijn moeder met bevende stem.
‘Niets van. Jullie kunnen hier niet meer weg. Vertrekken jullie
toch, dan schieten we jullie dood. Kijk maar, daar liggen er al een paar die
niet wilden luisteren.’
‘Kom, Kato. We zullen doen wat ze vragen,’ zei mama.
We gingen gewillig bij de andere mensen staan. Ondertussen keek ik
rond wat er allemaal gebeurde. Dit zijn geen mensen, dit lijken wel monsters
helemaal in het zwart. Er was een man die wilde ontsnappen. Zo snel als ze
konden renden er drie mannen naar hem toe. Ze namen een wapen in hun hand en losten
wel vijf schoten. De man viel neer en al snel lag hij in een grote plas bloed.
‘Wie wil ontsnappen, zal hetzelfde lot ondergaan!’ riep de grootste.
DE DAG DAT HET ZONLICHT NIET MEER SCHEEN(oorlogsverhaal)
Het
was net na middernacht. De Sirenes loeiden over de stad. We wisten dat dit het
alarm was om te melden dat er gevechtsvliegtuigen op komst kwamen. Mijn moeder
en ik sprongen uit bed. Ik nam mijn broer bij de hand en mijn moeder nam mijn
zus in haar armen. We moesten schuilen. Mijn moeder deed het luik open en we
glipten de kelder in. Ons moeder stak een kaars aan. Met een gedempt licht
zaten we dicht bijeen in de kelder. In de verte hoorden we de
gevechtsvliegtuigen naderen. De bommen vlogen in het rond. Op een bepaald
ogenblik trilde ons huis zo heftig. Een bom was niet zo ver van ons huis gevallen.
Mijn zus Rana, begon te wenen van de schrik.
‘Niet
bang zijn. Kom, laat ons dicht bij elkaar zitten,’ hoorde ik mama zeggen.
We
kropen heel dicht bijeen. We voelden elkaars schrik. Muisstil bleven we zitten
tot we niets meer hoorden. Na meer dan vijf uur in de kelder vertoeft te
hebben, deed mama het luik naar omhoog.
‘Gelukkig,
ons huis stond er nog,’ sprak mama met bevende stam.
Het
was niet echt donker meer buiten. Als we door het raam keken zagen we in de
verte hoge vlammen en rook die zich verspreidde. Twee straten verder was er een
huis volledig ingestort. Een bom was op één van de huizen terecht gekomen. De
mensen snelden ter hulp.
‘
Ik ga ook eens kijken. 'Ik kom snel terug’.
‘Voorzichtig
Tom.'Niet te dicht bij de vlammen gaan,’ riep mama me na.
Ik
snelde naar het huis. De mensen uit de buurt hielpen om met emmers water de
brand te blussen. Er lagen mensen gewond op de grond. Overal lag er bloed. Ik
hoorde zelfs een man om hulp roepen. Toen ik naar hem keek zag ik dat hij één
van zijn benen kwijt was. Hij lag te kreunen op de grond. Onder hem lag een
grote plas bloed. Een man kwam hem helpen, maar tevergeefs. Hij stierf ter plaatse.
Er werd een deken over hem gelegd. De mensen brachten emmers water aan om de
brand te blussen. De brand doofde wel, maar de schade was enorm. Het was het
huis van de slager die geraakt was. Het huis was volledig vernield. Enkel een
stuk van de winkel kon je nog zien. Mensen liepen in en uit de winkelruimte en
hadden hun handen vol met stukken vlees. Ik besloot om ook een kijkje te gaan nemen.
Ik volgde de mensen naar binnen. Op de grond lag er overal vlees. Iedereen
graaide, dus ik ook.
‘We
kunnen onze rantsoenbonnen gebruiken voor iets anders. Neem mee wat je kunt,’
hoorde ik een man roepen.
Wil je het vervolg lezen, stuur gerust een bericht. Zo kan ik het volledige verhaal doorsturen.
TIEN KLEINE TEENJES
Ze wiebelen en wroeten
met z’n allen in het zand.
Het fijne zand glijdt
tussen de tenen,
Het harde, natte zand,
daar valt niet mee te leven.
Je moet het kneden, je
moet het vormen en mee spelen.
Zo vorm je de mooiste
kastelen.
Ai, ai, wat is dat?
Het doet pijn en het
snijdt tussen mijn tenen.
Help!
Het is een schelp. Het
zit vast tussen mijn tenen.
Overal liggen
schelpen,
Kleine, grote, lange, ronde.
Het zand voelt nat.
Als we er met z’n
allen heel hard duwen, zie je mijn afdruk.
Niet alleen van mijn
tenen, maar ook van mijn voet.
We stappen verder en
opeens: brrrr, wat voel ik aan mijn tenen.
Wil je het vervolg lezen, stuur gerust een bericht. Zo kan ik het volledige verhaal doorsturen;
TIEN KLEINE POTLODEN
als sardienen in een pak.
lagen ze op de trap.
het pakje zat wat strak,
dus wilden ze op stap.
plooide het pakje open,
rood kwam er uitgekropen.
blijven liggen had geen zin,
hij wou de wijde wereld in.
Tien kleine potloden,
van oranje tot rood,
gaven zich bloot.
ze gingen op stap,
samen van de trap.
oranje zette het op een
lopen.
felix zag het potlood als een been,
en ging er mee heen.
toen waren ze nog met negen.
meneer jan begon te fluiten,
hij stampte op geel,
Geel lag in stukken en verdween.
toen waren ze nog met acht.
Wil je het vervolg lezen, stuur gerust een bericht. Zo kan ik het volledige verhaal doorsturen.
Paars met geel, is de Olifant. Ollie is de naam.
Twee dikke poten vooraan, twee dikke poten achteraan. Lopen kan hij
niet zo snel, maar een acrobaat is hij wel. Als hij op zijn achterste poten
staat kan hij over alle huizen kijken. Met zijn lange gele slurf,snuffelt hij
in het rond.
Snuffel, snuffel, doet hij dan.Hij woont in het huis gebouwd met de groene stenen. Zijn huis is rond, hoog met een brede deur en vensters rondom. Af en toe steekt hij zijn gele slurf door het dakraam
Soms neemt hij een roze zakdoek vast met zijn slurf en zwaait ermee naar iedereen die voorbijkomt.
Ollie is lief en wil iedereen helpen.. Met zijn gele slurf zou hij graag andere dieren uit het dierenbos een knuffel willen geven.
Als hij op stap gaat, dan hangt zijn slurf naar beneden en af en toe rolt een traan over zijn wang. Hij mist een echte vriend. Niemand wil Ollie als vriend omdat hij er zo anders uitziet. Van ver hoor je hem aankomen. Hij stapt zo hard dat de grond ervan trilt.
Hij zoekt een vriendje om mee te spelen, maar wie wil er nu met zo’n rare snuiter spelen.
Wil je het vervolg lezen, stuur gerust een bericht. Zo kan ik het volledige verhaal doorsturen.
Waar is de zon?
Snik,
snik….. Maya veegt een traan weg. Wat zal ik Kato missen, denkt ze. Haar beste vriendin Kato is samen met haar ouders in
een andere stad gaan wonen. Kato was haar haar beste vriendin. Met haar kon Maya spelen, lachen en
kattenkwaad uithalen. Ze vertelden
elkaar al hun geheimpjes. Aan wie kan ik
nu mijn geheimpjes vertellen, zucht Maya
Maya
verveelt zich en kijkt door haar kamerraam naar buiten. Wat zou ik kunnen doen, denkt Maya.
Ik ga meneer bom een bezoekje brengen, beslist ze.
‘Mag ik mee?’, vraag juffrouw mus.
‘Natuurlijk mag je mee.’.
Juffrouw mus komt op de rechterschouder van Maya zitten. Het is warm en het is windstil.
Maya kijkt naar de blauwe lucht. Ze ziet nergens de zon.
‘Hé, dat is raar. Nergens is de zon te bespeuren.’
‘Juffrouw mus, zie jij de zon?’
‘Neen, dat is raar. De zon is anders altijd van de partij. Zou er iets gebeurd zijn met de zon? Misschien is de zon ziek, zegt juffrouw mus.
‘Ze is misschien de weg kwijt?’, zegt Maya.
Ze stappen verder. Iets verderop ziet Maya iets op de grond liggen. Als ze dichterbij komen ziet Maya dat de zon op de grond ligt. Ze stapt tot dichtbij de zon.
‘Voorzichtig, de zon straalt warmte, dus opgelet dat je je niet verbrandt’, zegt juffrouw mus.
‘Ik zal voorzichtig zijn.’
Maya neemt de zon voorzichtig op. De zon straalt niet meer. Wat zou er nu toch gebeurd zijn, vraagt Maya zich af.
‘Kom, we gaan naar meneer boom.’, zegt ze.
‘Haast je maar, voor we te laat zijn.’, beveelt juffrouw mus.
Samen stappen ze verder. Met de zon stevig in haar hand stapt Maya richting meneer boom.
Gelukkig is het bos niet ver.
‘Hallo meneer boom. Kijk eens wat ik heb gevonden. De zon lag op de grond. De zon hoort niet op de grond te liggen. Ze geeft iedereen warmte en maakt de mensen blij. Hoe kan ik de zon opnieuw naar de hemel brengen?’ vraagt Maya.
Waar is Tweetie?
Kanarie Tweetie kijkt in zijn schooltas. Er zit een knuffel, een
drankje, een koekje en nog wat reservekleren in.
Morgen mag Tweetie voor het
eerst naar school. Tweetie is toch een beetje zenuwachtig. Hoeveel vriendjes zullen er in mijn klas zitten.? Is mijn juf een lieve juf? Waarmee gaan we spelen in de klas?, vraagt hij zich af.
‘Vanavond vroeg in bed Tweetie want morgen moet je vroeg opstaan,’ zegt mama.
Tweetie kruipt vroeg in bed maar hij kan de slaap niet vatten. De ganse nacht ligt hij te woelen. Hij is dan ook al vroeg uit de veren.
‘Tweetie, het is tijd om op te staan!’ roept mama.
Waar blijft hij nu? Ik zal hem eens wakker maken.
Eens in de slaapkamer merkt mama dat Tweetie niet meer in bed ligt. Zijn schooltas en jas zijn weg.
Waar is Tweetje?
Nergens is Tweetje te bespeuren. Hij is niet in de woonkamer, niet in de slaapkamer, niet in de keuken, niet in de garage.
Tring. Tring, daar gaat de bel.
Het is mama muis met Kiki. Muis Kiki mag ook naar school. Ze hadden afgesproken om samen naar school te stappen.
‘Zijn jullie klaar om te vertrekken?’ vraagt Kiki.
‘Ik kan Tweetie nergens vinden. Zijn jas en schooltas zijn ook verdwenen,’
‘Dat is raar, misschien heeft hij zich gewoon verstopt,’ zegt mama muis.
‘Neen, ik heb al overal gezocht,’ zegt mama kanarie.
‘Kom, we gaan vlug langs bij meneer Uil. Misschien heeft hij Tweetie gezien.” Zegt mama muis.
Samen vertrekken ze naar meneer uil.
Wil je het vervolg lezen, stuur gerust een bericht. Zo kan ik het volledige verhaal doorsturen.
Wat doen de
muisjes met de kerstboom?
De
muisjes Kiki en Milou kijken door een spleetje in de muur toe. Het is een
lawaai van jewelste. De grote mensen zetten hun kerstboom en versieren hem.
‘Wanneer
gaan wij onze kerstboom zetten? Wij willen ook zo’n mooie kerstboom zoals de
grote mensen.’roepen Kiki en Milou in koor. Mama
en papa muis kijken naar elkaar.
‘Wij
hebben geen kerstboom. We zullen het met kerstmis gezellig maken onder
ons.’zegt mama
‘Bij
kerstmis hoort een kerstboom Ik zou zo graag eens een kerstboom zelf versieren.
Een kerstboom met kerstballen en slingers dat is toch mooi,’zegt Kiki tegen
Milou..
‘Ik
wil ook een kerstboom. Zullen we mama en papa verrassen en zelf voor een
kerstboom zorgen;’ zegt Kiki.
‘Hoe
gaan we dit doen?’ vraagt Milou.
‘Ik
heb een idee. We sluipen vannacht naar buiten. We moeten de top van de grote
kerstboom afknippen. We planten deze in een grote pot We nemen ook enkele
kerstballen en slingers mee,’zegt Kiki.
Een
kwartier voor middernacht sluipen muis Kiki en Milou naar buiten. Ze sluipen
voorzichtig naar buiten want ze mogen de poes niet wakker maken.
Met
een grote schaar in de hand klimmen ze de grote kerstboom in. Ze knippen de top
van de kerstboom eraf. Muis Kiki klimt voorzichtig naar beneden met de top van
de kerstboom. Muis Milou vult een zak met kerstballen en slinger.
‘Ziezo,
we zijn klaar.’
Net op het moment dat ze willen vertrekken zien
ze twee grote gele ogen verschijnen.Wil je het vervolg lezen, stuur gerust een bericht. Zo kan ik het volledige verhaal doorsturen.
Een monster in huis!
WOEHOE, WOEHOE,
RIKKETIKKETIK.Maya schrikt wakker. De wind waait hard en de regen tikt op het raam.
Ze kijkt bang om zich heen en al snel verstopt ze zich onder haar deken. Enkel
haar bruine lokken zie je boven haar dekens uitsteken. KABOEM, KABOEM, doet het hartje van Maya. Voorzichtig kijkt ze van onder haar deken en op de muur naast haar bed ziet ze een schaduw van een heel groot monster. WOEHOE, WOEHOE doet de wind opnieuw. De armen van het monster bewegen heen en weer en het lijkt net of het monster haar wil vastpakken. RIKKETIKKETIK- WOEHOE. De regen slaat harder en harder tegen het raam en het waait heel fel.
Ik zal eens een grote mond opzetten en roepen, dan zal het monster wel weggaan, denkt Maya.
Maya springt uit bed en roept: ‘Je mag mij niet pakken!’ Net op dat moment kijkt Maya door het raam en ziet de maan schijnen door de bomen.
Oef, het is de schaduw van de boom en door de hevige wind bewegen de takken.. Ik dacht echt dat het een monster was, denkt ze. Net op het moment dat ze terug in bed wil kruipen, hoort Maya opeens een raar geluid.
Wil je het vervolg lezen, stuur gerust een bericht. Zo kan ik het volledige verhaal doorsturen.
Waar is knuffel?
‘Ik wil knuffel mee naar de klas?’ zegt
Louis.
Meneer konijn is de knuffel ev beste
vriend van Louis. Hij is al wat grijs geworden en zijn roze neus zie je bijna
niet meer. Zijn snorharen zijn zelfs helemaal verdwenen. Meneer konijn is blij
dat hij mee mag met Louis.
Joepie, ik mag mee binnen. Ik ben eens benieuwd hoe de klas van Louis
eruit ziet, denkt knuffel
Juf Sarah ziet dat Louis het wat
moeilijk heeft. Ze knikt naar mama dat het goed is en Louis neemt knuffel mee
naar binnen. Mama geeft Louis nog een kus en vertrekt.
Louis neemt meneer konijn stevig vast en
gaat op de bank zitten.
Juf Sarah merkt dat Louis wel zou willen
meespelen.
‘Zet meneer konijn maar op de bank, zo
kan hij jou zien spelen,’ zegt ze.
Louis zet meneer konijn op de bank en
gaat spelen op tapijt. Samen met Marie en Tomas bouwen ze een superhoge toren.
Ik ga op verkenning, denkt meneer konijn
De ganse dag speelt Louis met zijn
vriendjes en merkt niet dat meneer konijn verdwenen is.
‘Kom, we gaan opruimen want het is mama
en papatijd,’ zegt juf Sarah op het einde van de schooldag.
Het speelgoed wordt netjes in de juiste
doos gestopt. Als alles opgeruimd is gaan ze op de bank zitten.
Opeens merkt Louis dat meneer konijn
niet meer op de bank zit.
‘Waar is meneer konijn?’roept Louis.
Wil je het vervolg lezen, stuur gerust een bericht. Zo kan ik het volledige verhaal doorsturen.
Sapperdepietjes
Wil je het vervolg lezen, stuur gerust een bericht. Zo kan ik het volledige verhaal doorsturen.
Wil je het vervolg lezen, stuur gerust een bericht. Zo kan ik het volledige verhaal doorsturen.
Sapperdepietjes
Beertje pluis blijft stokstijf staan. Hij kan niet goed stappen met
een luier vol poep.
Oei, wat zal mama zeggen? Zal ze boos zijn? Krijg ik dan geen
stempel?
Mama beer merkt al snel dat beertje Pluis stil blijft staan. Ze
ruikt de vieze poep.
‘Als je moet plassen of
drukken, dan moet je op je potje gaan’zegt ze.
Beertje pluis doet zijn best. Hij wil op het potje gaan, maar is
altijd net te laat.
‘We gan eens proberen zonder luier,’ zegt mama.
Wat doet mama beer nu! Ik krijg geen luier meer aan, merkt Pluis op.
Hé, dat is raar. Ik kan opeens veel beter en sneller stappen zonder
luier, denkt beertje Pluis. Hij speelt met zijn garage en auto’s. Oei, te laat.
Beertje pluis kijkt naar beneden en ziet een plas op de grond. Hij durft niet
meer te bewegen. Wat zal mama zeggen? Vraagt hij zich af.
Zijn lip pruilt een beetje. Mama beer merkt de grote plas op. ‘Sapperdepietjes
‘zegt ze.
‘ Sorry, mama. Ik zal het niet meer doen,’ zegt beertje Pluis.
Mama beer neemt Beertje pluis mee naar de badkamer en doet hem een
nieuwe slip aan. Fier gaat hij op het potje zitten. Er vallen nog enkele
druppels in het potje.
‘Kijk mama, ik het geplast in het potje,’ zegt hij fier.
‘Flink Pluis!’
Beertje Pluis vindt het wel leuk om zonder luier te lopen. Ik ben nu
een grote jongen, denkt hij.
Hij hoort mama in de keuken bezig en gaat eens piepen.
Ik moet plassen. Zal ik vragen aan mama om mee te gaan? , vraagt Pluis
zich af.
Mama kijkt even op en ziet hem heen en weer wiebelen.
‘Moet je plassen Pluis?’
Wil je het vervolg lezen, stuur gerust een bericht. Zo kan ik het volledige verhaal doorsturen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten