1. We nemen de langste weg om naar Brugge te rijden. Het is rustig rijden en we genieten van het
panorama. Het vele groen, de blauwe
lucht,puur genieten is dat.
‘Kijk, daar staan de
koeien al in de wei,’ zegt moeder.
‘Ja, waar is de tijd hé.’
Twintig jaar geleden kwam oma mij soms ophalen. Ik was zeven jaar en ik mocht af en toe met
haar mee. Om tot bij het huis van oma en
opa te komen moesten we door de weide stappen.
Eerst moesten we het hek over en
dan volgden we het wegeltje. Overal
stonden er koeien. Op de grond lag dan
ook koeienstront. Ik herinner mij nog
die typische geur. De vliegen vlogen
overal rond: op de koeien, ze zaten op de koeienstront. In het begin was ik wel bang van de
koeien. Na een tijdje was ik het wel
gewoon. Dat was een leuke tijd bij oma.
‘ We zijn er. Hier is er een parkeerplaats.’zegt moeder.
Ik parkeerde de auto en we
stapten uit. We stonden dichtbij het
ziekenhuis.
Kathy